Lepelaars spotten

Oh was ik maar een lepelaar

Het punt was bereikt. Ik moest er weer eens uit. Niet even een rondje door het bos, nee, ik had Grootse Plannen. De stichting Landschap Noord-Holland deelde een lepelaarroute online en ik printte die uit.

Nu moet je weten dat ik twee afwijkingen heb. Die hinderen mij niet in het dagelijks leven, maar een fietsroute met knooppunten wordt al snel een hachelijke zaak. Afwijking één is dat ieder gevoel voor richting in mijn DNA ontbreekt. Soit, daar hebben we Google maps voor. Het wordt pas ernstig als er cijferdementie bij komt. Hoe vaak ik al niet met een bankpas en een mond vol tanden in een winkel heb gestaan? Een simpel recept voor een bananencake volgen, betekent in mijn geval dat ik 100 keer hetzelfde recept opnieuw lees, bang dat ik 250 in plaats van 25 gram suiker gebruik.

Afijn. Ik vertrok van huis met de knooppuntenroute in mijn zak. De zon scheen en er was meer volk fietsende. Na drie boerderijen hield ik op met mensen turven die geen anderhalve meter afstand hielden. Ik besloot dat mijn mentale toestand vandaag even belangrijker was dan het risico op corona. Ik besloot ook dat de wereld misschien wel beter af zou zijn zonder wielrenners. Toen ik ongeveer een kwartier had geprobeerd me niet te ergeren en heel zen genoot van de verkwikkende mestlucht, kwam ik in een Porscheclubdag terecht. Als iemand me kan uitleggen wat de lol is van het in een dichte raceauto rijden over smalle weggetjes waar je maximaal 30 km per uur mag, hou ik me van harte aanbevolen.

Na twee knooppunten dook de eerste lepelaar-stip op de kaart op. Het was een bosje achter het tankstation waar we al duizend keer hadden getankt. Ja, je kan daar dus ook met de auto heen, dank u. In de berm stond de halve plaatselijke bingoclub opgesteld. Misschien waren het vliegtuigspotters, die zich bij gebrek aan vliegtuigen tot de vogels hadden bekeerd. Ik staarde naar het bosje. Ergens vaag achter heel veel bladeren zag ik een nest en wat witte vleugels. Hoe zouden de kuikens van lepelaars eigenlijk heten, theelepelaars? Ik schrok op van het geluid van een springende vis en waande me even aan de oever van de Orinoco. Het was een joekel hè, mind you en die maakte gewoon een dubbele schroef boven de sloot. Door het klotsende water dacht ik aan borreltijd en dat ik nog een halve marathonafstand te gaan had. Ik deed een laatste laffe poging tot het vastleggen van een wit stipje met een smartphone, glimlachte naar de bingospelers met telelenzen en vervolgde mijn weg.

De route bleek prachtig en bracht me langs pittoreske parken waar hele families hamburgers aan het braden waren op de barbecue. Ik vermoedde dat ze groot liefhebbers van de sauzen van Calvé waren, maar gelukkig deden ze wel aan sport. Sportvissen bedoel ik. Enig, al die zwaarlijvige, boos kijkende mannen van in de dertig, druk doende om hun dobber op de juiste plek uit te laten. Ik durfde ze niet te fotograferen, bang dat ik met een blauw oog thuis zou komen. Volgens mijn papieren reisgids passeerde ik een broedplek voor reigers in het berkenbosje verderop. Ik wist heus wel wat een berk was, maar zou ik die ook herkennen in het wild? Ingespannen tuurde ik om me heen. Daar, besloot ik, in dat grimmig ogende bosje, moest het ergens zijn. Geen reiger te bekennen.

Ik weet niet hoe het met jouw sportfrequentie is these days, maar die van mij is wat gekelderd. Gelukkig zag ik bij een manege – of was het een boerderij met paarden? – dezelfde fitnessbal liggen als die ik heb, en net zo werkeloos in een hoekje. Deze paarden bleken zo lui te zijn, dat hun baasje ze in een soort ijzeren Kitchenaid had gestopt. Ze werden in een ronde zandbak steeds achtervolgd door een reusachtige slagroomklopper, zodat ze maar bleven lopen. Ik voelde me ineens heel sportief. Met al mijn krachten trapte ik de laatste kilometers naar huis. Oh was ik maar een lepelaar. Dan keek ik gewoon even om me heen en hoefde ik niet zo ver te fietsen.

Brassica Napus vakantie

Brassica Napus

In de auto naar Frankrijk. Ik heb ‘m al zo vaak gereden, deze route. Desondanks zou ik de eindbestemming nooit kunnen vinden zonder Truus. De uitvinding ‘navigatiemiddelen voor de consument’ heeft mijn leven zeker met drie jaar verlengd.

Hoe anders is de reis nu, vergeleken met toen ik klein was. Wij moesten ons tien uur lang vermaken met Donald Duckjes, een zak snoep en Kinderen voor Kinderen in een walkman. Als we ons echt stierlijk verveelden, leefden we ons uit op elkaar, totdat mijn vader naar achteren maaide. Dan gingen we maar slapen om de tijd te doden, maar kregen we vaak alsnog ruzie omdat de een op de schouder van de ander kwijlde of teveel plaats innam. Dan onze kinderen. Ze gaan zitten in hun eigen zetel en doen dertien uur lang aan bingewatching in optima forma.

Ik krijg vaak het verwijt dat ik als een toerist in de auto zit en daardoor de weg niet weet. Maar ja, ik volg Truus gewoon en weet je hoeveel er te zien is onderweg? Links en rechts langs de Autoroute du Soleil doemen de gele velden op. Als je door je wimpers kijkt, lijkt het net een Windows XP-startscherm. Of het landschap van de Teletubbies. De gele bloemetjes liggen als een sprei op een opgemaakt bed van groen. Koolzaad, oftewel ‘Brassica Napus’ is de naam van die bloemetjes die urenlang het uitzicht bepalen. Nee, dat wist ik ook niet, dat heb ik opgezocht. Ben ik nu mijn ouders? Ja. Ok. Als ze zijn uitgebloeid, wordt er olie geperst uit de zaadjes die vrijkomen. Deze koolzaad- (of raapzaad-)olie wordt gebruikt voor margarine en sauzen, maar ook biodiesel en veevoer.

Mijn jongere zelf zou het een zorg zijn geweest. Die luisterde liever naar Kinderen voor Kinderen.

Column Een waargebeurd en gruwelijk verhaal over een vogel en een spin

Een gruwelijk en waargebeurd verhaal van een vogel en een spin

Als een ijsberg te midden van een uitgestrekte oceaan, zo zat hij in de woonkamer. De gietvloer ongetwijfeld ongemakkelijk glad onder zijn acht pootjes. Het dichtstbijzijnde meubel om achter te schuilen was zeker anderhalve meter ver. Hij bewoog niet. Achtereenvolgens hadden de vrouw, de oudste zoon en de man des huizes hem bewonderd.

‘Leeft hij nog wel?’ vroeg de man. Hij bukte om goed te kunnen kijken en kneep zijn neus dicht. De geur van een gestorven rat in de kruipruimte drong zich aan hem op. De afgelopen tijd had het gezin bezoek gehad van een steenmarter en een legertje ratten, met dank aan een kapotte rioolbuis. Hun oren waren permanent gespitst om getrippel te kunnen horen, hun reukorgaan alert op de geringste lucht van uitwerpselen. Een flinke lading gif moest een einde maken aan deze ongewenste invasie.

De zoon wachtte het antwoord van de spin niet af en pakte een brief en een doorzichtige beker. Zonder aarzelen plaatste hij de beker over de spin – gelukkig niet half over een pootje, zoals de vrouw des huizes wel eens had gepresteerd – en schoof de brief er onderdoor. De man deed de deur naar de tuin open. Het was fris buiten, hoewel nog steeds belachelijk warm voor januari. De tegels en het gras waren bedekt met een laag ochtenddauw. De zoon liep een meter de tuin in.
‘Zet ‘m even iets verder weg, anders rent hij zo weer naar binnen,’ stelde de man voor.

De zoon deed wat zijn vader zei en zette de spin op de tegels. Onmiddellijk kwamen de acht pootjes in beweging. Het drietal verschanste zich achter de dichte deur en keek toe. Op volle snelheid kwam de spin richting het huis gelopen, alsof ze hem hadden gedwongen tot een nieuwjaarsduik. Ze moesten blijven kijken naar deze spontane natuurdocumentaire op de vroege ochtend. Wetende dat de afloop in het wild vaak spectaculairder was dan hier thuis, zonder commentaar van David Attenborough.

Terwijl de zoon tevreden in zijn handen wreef na deze goede daad, zagen ze ineens een roodborstje landen, vlak naast de spin. Ze drukten hun neuzen tegen het raam. Hij zou toch niet..?
Ja hoor, met één hupsend sprongetje en een welgemikte uithaal van zijn snavel, pikte hij de spin op en vloog ermee weg.

En zo werd hun nieuwe huisdier in slechts vijf minuten tijd gered en verorberd.

Collage met quote

Dankbare crimineel

Ze liep op me af. Ik duwde mezelf plat tegen de bak met gummetjes en magneten. De cadeautjes waar ik naar op zoek was geweest, hield ik in mijn hand.
‘Oh,’ zei ik terwijl ik me half probeerde om te draaien, ‘ik dacht dat je erlangs wilde.’
Ze keek me even strak aan.
‘Nee hoor,’ antwoordde ze en liep naar het jonge meisje dat haar had gadegeslagen.
‘Kijk,’ zei ze, ‘jij moet een beetje rondlopen, maar je moet vooral bestuderen. Proberen vanuit hier iedereen in de gaten te houden. Jij bent eigenlijk een extra paar ogen voor mij, snap je?’
Ze deed geen moeite haar stemgeluid te dempen. Het meisje knikte en keek het winkeltje rond zoals je in je spiegels kijkt als je rijles hebt. Ik was niet de enige klant, dat was je hier zelden. De artikelen stonden hoog opgetast tegen de wanden en snuisterijen hingen overal waar je keek. Je moest je tussen rekken doorwurmen om goed verstopte parels te kunnen bekijken voordat je tot kopen zou overgaan. En parels kon je hier vinden, de eigenaresse was een artistieke paradijsvogel met smaak. Ze was weer teruggegaan naar de toonbank om cadeautjes in te pakken. Het meisje stond nog steeds te loeren vanuit het midden van de zaak. Ik deed wat je doet in een winkel: kijken naar spullen, bedenken of de ontvanger er blij mee zou zijn, oppakken en de prijssticker bekijken, beslissen en al dan niet terugleggen. Maar met twee paar ogen zo onopvallend mogelijk gericht op mij en die paar andere potentiële schurken, voelde het anders. Ik was me bewust van iedere handeling en of die als verdacht zou kunnen worden aangemerkt. Gelukkig had ik tijdens mijn Rechtenstudie het een en ander opgestoken over verdachte handelingen. Rennen was in ieder geval nooit een goed idee. Gelukkig was dat ook schier onmogelijk op deze drie vierkante meters met spullen.

Mijn gedachten dwaalden af naar de eerste en enige keer dat ik ooit iets stal uit een winkel. Een klassieker: je zak snoep afwegen en er dan toch nog een paar banaantjes bij doen voordat je ‘m dichtbindt. Een van mijn vriendinnen was het er niet mee eens.
‘Doe normaal! Als we betrapt worden, kan ik hier nooit meer komen. ‘Oh dat is die ene pinda die wat gejat heeft laatst!” riep ze uit.
Het maakte grote indruk op me dat ze daar rekening mee moest houden.

Ik stond inmiddels bij de kassa.
‘Is het voor 5 december?’ vroeg de eigenaresse liefjes.
‘Ja,’ antwoordde ik.
‘Die schelp heb je teruggelegd?’ informeerde ze semi-nonchalant.
Het was zo’n vraag waarop je óf meteen braaf antwoordt, óf waar je spontaan heel rebels van wordt. Als je even aarzelt tussen die twee reacties, ben je de sjaak. Dan mag je misschien wel even mee naar achteren voor een visitatie van je jaszak.

Daar stond ik dan, met mijn goede fatsoen en mijn voornemen ‘to buy local’, want dan doet een ondernemer een ‘little happy dance’. Terwijl ik mijn pinpas op het apparaat legde, gluurde ik naar de eigenaresse. Ik zag niets dat een stiekem dansje verraadde. Snel antwoordde ik ja en trok mijn meest deugdzame gezicht. Eigenlijk had ze me een grote dienst bewezen. Ik ging er mijn hele volwassen leven altijd vanuit dat mensen me op het eerste gezicht eerder een saaie huismus vonden dan de inspirerend creatieve, droogkomische en licht criminele rebel die ik eigenlijk ben. Nu was ik die dan toch even geweest. In ieder geval de crimineel.

collage zon met vlinder en gieter

Laf zonnetje

Zou het zo kunnen zijn dat iedereen een ideale buitentemperatuur heeft? Waarbij hij of zij optimaal actief is en het beste functioneert?

Mijn man en ik wonen al ons hele gezamenlijke leven in Nederland, maar hij kan wekelijks verlangen naar korte broekenweer, terwijl ik meer van de vesten ben. Misschien ook niet zo gek als je zoals ik gezegend bent met benen waarvan je broer regelmatig vraagt wanneer het gips eraf mag.

Mijn moeder was een uitgesproken warm weer type. Weliswaar puffend, maar onverstoorbaar bakkend in de zon. Ik was vaak bang dat ze huidkanker zou krijgen, niet wetend dat het leven een lange neus trekt naar zoveel voorspelbaarheid. Mijn broer gaat de strijd met de zon nog fanatieker aan, door te gaan hardlopen op het warmst van de dag. In Frankrijk. Bergop.

Hoewel ik meer van de kou ben, zou ik het in het noorden van Finland nog geen jaar uithouden. Het moet wel leuk blijven. En een beetje licht. Geef mij maar twintig graden en een laf zonnetje, dat je af en toe kunt blussen als het uit de hand dreigt te lopen.

collage atlas en raam met gezicht

Ongemakkelijke man

Tijdens het werken staarde ik een beetje uit het raam. Da’s goed voor de creativiteit en je voorkomt er ook nog oogellende mee. Aan de overkant van de straat liep een man. Hij had minimaal twee jassen over elkaar aan, hoewel het zeker 15 graden was buiten. Op zijn rug droeg hij een rugzak, aan beide zijden geflankeerd door een tas. In zijn ene hand had hij een groene weekendtas, in de andere een blauw koffertje en nog een plastic tas met iets dekenachtigs erin. Hij had viezig lang grijs haar en liep licht voorovergebogen.

Wat zo fascinerend was – behalve al die bagage – was dat hij steeds een paar meter liep, een tas neerzette, weer een paar meter liep, koffertje neerzette, een paar meter terugliep, de tas oppakte, een paar meter verderliep, de tas neerzette, enzovoorts. Ik wist niet waar hij naartoe ging, maar het zou hem dagen kosten. Eigenlijk wilde ik hem wel helpen, hij zag er zo hulpeloos uit, maar iets hield me tegen. Waarom? Te ongemakkelijk?

Toen ik terugkwam van het postkantoor, was hij weer op het punt waar ik hem voor het eerst zag. Terug bij af.

collage oor met geluid

Appjesziekte

Tu-du-die
Tu-du-die
Tu-du-die

Er zijn dus mensen – gelukkig heb ik er maar een paar van mijn omgeving – die per zin een appje sturen.

‘Hi’
‘Had je m’n mail nog gezien?’
‘Echt superleuk hè?’
‘Ik begin volgende week.’
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding

Ik noem dit auditieve verkrachting. Waarom kun je deze diarette niet gewoon in één bericht stoppen? Leidt je return-vinger een eigen leven? Of ben je bang dat je als een granny gezien wordt als de ander alleen maar aan het typen… in beeld krijgt?

Toegegeven, ik kan natuurlijk ook mijn geluid uitzetten. Of stoppen met Whatsapp. Of mijn telefoon uit het raam gooien. Daag me niet uit.