Maak het kort en herkenbaar
Als ik ‘mand’ zeg, weet je genoeg, toch? (Zo niet, zie dit filmpje.) Daarnaast is het goed om te weten dat de meeste mensen een vocabulaire van rond de 15.000 woorden hebben. Om het lezen makkelijker te maken, is het slim om termen te gebruiken die lezers snel herkennen. Wissel korte en langere zinnen af. En gebruik goede koppen en opsommingstekens; alles voor de leesbaarheid.
Schrijf actief
Schrap alle hulpwerkwoorden zoals worden, zullen of kunnen waar mogelijk.
Dus niet: ‘Het rapport werd door de organisatie overhandigd aan de directeur, die beloofde er iets mee te zullen doen.’Maar: ‘De organisatie overhandigde het rapport aan de directeur, die beloofde er iets mee te doen.’
Wees consequent en schrijf geen dingen die je nooit zou zeggen
Schrijf u of je, maar niet door elkaar. Pas op met woorden als ‘echter’ en ‘desalniettemin’. Schrijf liever zoals je tegen een bekende zou spreken, maar dan niet na tien bier.
SEO-proof… wat?
Je kunt een studie maken van de optimalisatie van je teksten voor zoekmachines. Maar als je begint bij de basis ben je al een heel eind. Waar gaat je verhaal over? Kies één zoekterm en zorg dat die regelmatig terugkomt (in ieder geval in je titel, koppen en de beschrijving van je afbeeldingen).
Pas op voor de spatieziekte
Als je twijfelt of je een woord aan elkaar schrijft, is dat meestal zo. Google vertelt je waarschijnlijk iets anders, maar trap er niet in. Of kijk in het woordenboek. Wil je even lachen om onjuist spatiegebruik? Bekijk een aantal voorbeelden hier.
Rustig aan met uitroeptekens!
Dit is een beetje een smaakkwestie, maar je wil niet klinken als een labrador met ADHD. ‘Je wil’ of ‘je wilt’ is trouwens officieel beide goed, maar hebben uitgesproken voor- en tegenstanders. ‘Je wil’ wordt in Nederland gezien als informeler.
D’s en t’s
‘Dat betekent’… tegenwoordige tijd enkelvoud dus stam + t.
‘Dat vindt hij’… de stam (vind) eindigt op een d, de t komt daar gewoon achter.
‘Vind je ook niet?’… Vervang het woord door loop(t) of werk(t), dan hoor je wat goed is.
‘Een pannekoek, opgerolt en in stukjes’. Klopt, het is pannenkoek. En opgerold (want voltooid deelwoord en de l van ‘oprol’ zit niet in ‘t kofschip). Dit was trouwens een briefje van een juf, maar ook LinkedIn biedt veel inspiratie voor blogs over spelfouten 😉
Enkelvoud en meervoud
‘Deze woorden raakte mij.’ Woorden is meervoud, dus het moet zijn: raakten.
Die of dat
‘Het aanbod die…’ Als het lidwoord ‘het’ is, is het aanwijzend voornaamwoord ‘dat’. Dus: het aanbod dat, het meisje dat, het product dat etcetera.
Twijfel je nog over je tekst? Laat hem dan door iemand anders lezen. Andere ogen (vooral die van een goede redacteur) halen er altijd fouten uit waar je zelf overheen leest.